Naast het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV) stelt ook de wet Financiering Decentrale Overheden (wet FIDO) een financieringsparagraaf verplicht.
Tevens is in artikel 212 van de gemeentewet voorgeschreven dat de raad een financiële verordening vaststelt.
Vanaf 1 januari 2018 is de “financiële verordening gemeente Hilversum 2018” van kracht.
In de financiële verordening zijn regels opgenomen inzake de doelstellingen en de te hanteren richtlijnen en limieten van de financieringsfunctie.
De hoofduitgangspunten daarbij zijn dat de risico’s worden geminimaliseerd en dat de kosten zo laag mogelijk gehouden worden. In de financieringsparagraaf in begroting en rekening wordt ingegaan op de actuele situatie rond de dekking van de financieringsbehoefte in het betreffende jaar.
Financiering
De gemeente hanteert het systeem van totaal financiering. Dit houdt in dat voor de gemeentelijke organisatie als geheel de financieringsbehoefte c.q. het financieringstekort bepaald wordt; er wordt dus niet voor iedere investering of grondexploitatie apart geleend. Alle rentebaten en -lasten worden verzameld in het taakveld Treasury en daarna toegerekend aan de gemeentelijke producten op basis van de zogenoemde omslagrente. Voor de begroting 2019 is deze bepaald op 1,4%. (2018: 1,4%)
De financieringsbehoefte wordt bepaald door het verloop van verschillende kasstromen: de kasstromen vanuit de exploitatie, het investeringsplan, de grondexploitaties en de kasstromen m.b.t. de leningen. Deze kasstromen lopen niet altijd synchroon. Daarom is het nodig om de ontwikkeling van de liquiditeit in de gaten te houden, en wanneer nodig, geld te lenen.
Op basis van de reguliere begroting 2019, het investeringsprogramma voor 2019, de uitvoering van de grondexploitaties in 2019 (op basis van de actualisatie 2018), en de aflossingen op langlopende leningen in 2019 is de financieringsbehoefte voor 2019 berekend op € 16 miljoen.
Met een beginstand per 1 januari 2019 van € 170,8 miljoen, aflossingen van € 18,2 miljoen in 2019 en een bedrag van nieuw aan te trekken leningen ad € 16 miljoen komt daarmee de stand van de langlopende leningen eind 2019 uit op afgerond € 168,6 miljoen. Dit is € 2,2 miljoen lager dan de geraamde beginstand van begin 2019.
(zie ook de bijlage: Staat van langlopende geldleningen zoals opgenomen in de uiteenzetting van de financiële positie § 7.7).
Op basis van de meerjarenraming is tevens een prognose van de langlopende schuldpositie opgesteld, zie § 5.4.10.
Bij het risicobeheer op de gemeentelijke financiering wordt onderscheid gemaakt in kortlopende financiering en langlopende financiering. Kortlopende financiering (ook wel vlottende schuld genoemd) heeft betrekking op leningen met een looptijd korter dan één jaar.
Leningen met een looptijd langer dan één jaar vallen onder de langlopende financiering.
Renterisico’s op korte financiering (kasgeldlimiet)
Om het renterisico te beperken is de omvang van de korte schuld wettelijk, conform de Wet Fido, gelimiteerd tot 8,5% van het begrotingstotaal van een gemeente (= kasgeldlimiet). Deze grens is gesteld om te voorkomen dat een te groot gedeelte van het financieringstekort met kortlopende middelen (vaak goedkoop) wordt gedekt. Kortlopende financiering kent een relatief groot renterisico: Bij korte looptijden moeten bestaande leningen vaker worden vervangen met steeds opnieuw de onzekerheid over het actuele rentepeil op het moment van aantrekken van de nieuwe lening. Voor het jaar 2019 bedraagt de kasgeldlimiet 8,5% maal € 261 miljoen is € 22,2 miljoen.
Aangezien het tarief voor de korte rente lager is dan het tarief voor de lange rente, wordt de kasgeldlimiet optimaal benut.
Op basis van de reguliere exploitatie, de te verwachten investeringen, de uitvoering van de grondexploitaties in 2019 en mutaties in de langlopende leningen zal de korte schuldpositie in 2019 naar verwachting het volgende beeld laten zien.
Figuur 4.1 (Bedragen maal € 1.000)
In de loop van het jaar toont de stand van de korte schuldpositie een wisselend beeld. Dit beeld wordt vooral veroorzaakt door de ontvangsten van de woonlasten die voornamelijk in de maanden februari t/m mei zijn geconcentreerd en de uitkering uit het BTW-compensatiefonds die begin juli aan de gemeente wordt uitgekeerd. De grootste uitgaven vinden plaats in de maanden januari en december. Naar verwachting zal in januari de kasgeldlimiet worden overschreden en zal er een langlopende lening worden afgesloten om met de stand van de kortlopende schulden onder de kasgeldlimiet te kunnen blijven.
Renterisico’s op langlopende financiering (renterisiconorm)
Langlopende financiering wordt aangetrokken als het wettelijk maximum voor de kortlopende schuld (kasgeldlimiet)is bereikt.
De maximale omvang van aan te trekken langlopende leningen is gekoppeld aan de renterisiconorm.
Deze norm geeft het maximaal te lenen bedrag aan dat per jaar onderhevig mag zijn aan rentewijzigingen. De renterisiconorm bevordert de spreiding van de aflossingen van de langlopende leningen en daarmee de renterisico’s over de jaren.
De renterisiconorm is 20% van het begrotingstotaal.
Voor het jaar 2019 bedraagt de renterisiconorm 20% maal € 261 miljoen is € 52,2 miljoen.
Bij het aantrekken van langlopende financieringsmiddelen wordt de looptijd en het aflossingsritme zodanig gekozen, dat het renterisico onder de daarvoor voorgeschreven norm blijft.
Leningen met een gelijkmatig aflossingsritme verdienen daarbij de voorkeur.
Naast de renterisiconorm wordt er gekeken naar de meerjarige financieringsbehoefte. De looptijd van nieuwe leningen wordt hierop afgestemd.
| Renterisiconorm en renterisico's van de langlopende schuld per 1 januari 2019 t/m 2022, op basis van de portefeuille per 31 december 2018. | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 |
---|---|---|---|---|---|
1 | Begrotingstotaal | 261.138 | 261.138 | 261.138 | 261.138 |
2 | vastgesteld percentage (Wet Fido) | 20% | 20% | 20% | 20% |
3 | Renterisiconorm (1 x 2) | 52.228 | 52.228 | 52.228 | 52.228 |
4 | Risico vaste schuld herfinanciering (aflossingen) | 18.245 | 12.130 | 10.997 | 10.530 |
5 | Ruimte onder risiconorm (3-4) | 33.983 | 40.098 | 41.231 | 41.698 |
6 | Risico als percentage 4/1 | 7,0% | 4,6% | 4,2% | 4,0% |
Tabel 4.1 Berekening renterisiconorm (bedragen x € 1.000)
De bedragen genoemd onder 4 zijn de bedragen die in de jaren 2019 t/m 2022 moeten worden afgelost op de lening portefeuille zoals die bestaat per 1 januari 2019.
(zie ook tabel 4.2)
In figuur 4.2 is tabel 4.1 grafisch in beeld gebracht.
Figuur 4.2 (bedragen x € 1.000)
Uit bovenstaande tabel 4.1 en figuur 4.2 blijkt dat de risiconorm in 2019 niet overschreden gaat worden.
Tevens blijkt dat ook de komende jaren geen overschrijding van de renterisiconorm wordt verwacht.
Het huidige renterisico is aan te merken als laag ten opzichte van de wettelijke norm van 20%.
Het totaalbedrag aan langlopende leningen per 1 januari 2019 is geraamd op € 170,8 miljoen, verdeeld over 32 leningen. De rentepercentages variëren tussen de 0,0% en 4,715%.
In de vorige paragraaf is uitgelegd dat Hilversum ruim binnen de rente risiconorm blijft.
Dit komt omdat het aflossingspatroon van de bestaande leningenportefeuille voldoende gespreid is. Hilversum heeft slechts 1 lening waarvan de rente tussentijds zal worden herzien (renteconversie). Bij dit type leningen is het renterisico het grootst, maar binnen de portefeuille van Hilversum is deze van ondergeschikt belang. In onderstaande figuren wordt de samenstelling van onze leningenportefeuille samengevat voor wat betreft looptijden en rentepercentages per 1 januari 2019.
Figuren 4.3 & 4.4 Bedragen maal € 1.000.
Uit figuur 4.3 blijkt dat het grootste deel van de lening schuld per 1 januari 2019 (103,422 mln.) gebaseerd is op een oorspronkelijke looptijd 25 jaar.
Uit figuur 4.4 blijkt dat het grootste deel van de lening schuld per 1 januari 2019 (47,632 mln.) gefinancierd is tegen een rentepercentage tussen de 4% en 5%.
Het gewogen gemiddelde rentepercentage van de lening schuld per 1 januari 2019 is 2,53%.
Gevoeligheidsanalyse
Tabel 4.1 in paragraaf 5.4.4 geeft onder meer informatie over de aflossingen op onze bestaande leningen in de jaren 2019 t/m 2022. De tabel hieronder geeft aan wat, uitgaande van herfinanciering van deze aflossingen (met andere woorden: de schuld neemt niet toe of af), de financiële gevolgen zijn als het rentepercentage waartegen herfinanciering plaatsvind 1% hoger wordt dan de geraamde 1,8% zoals vermeld in paragraaf 5.4.8. (Deze bedragen verdubbelen bij een 2% hoger rentepercentage dan geraamd en worden ze drie keer zo hoog bij een 3% hoger rentepercentage dan geraamd.)
| aflossings- | hogere rentelasten per 1% rentestijging | |||
---|---|---|---|---|---|
Aflossingen op huidige portefeuille | bedrag | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 |
Herfinanciering aflossingen 2019 tegen 1% hoger dan geraamd | 18.245 | 182 | 182 | 182 | 182 |
Herfinanciering aflossingen 2020 tegen 1% hoger dan geraamd | 12.130 | 121 | 121 | 121 | |
Herfinanciering aflossingen 2021 tegen 1% hoger dan geraamd | 10.997 | 110 | 110 | ||
Herfinanciering aflossingen 2022 tegen 1% hoger dan geraamd | 10.530 | 105 | |||
Totale extra rentelasten (indicatief) bij een rentestijging van 1% ten opzichte van het geraamde rentepercentage 2019 van 1,8%. | 182 | 303 | 413 | 518 |
Tabel 4.2 Extra rentelasten bij herfinanciering (bedragen x € 1.000)
De rentelasten worden zowel bepaald door de omvang van de schuld als door het rentepeil. Het doen van betrouwbare voorspellingen over de renteontwikkeling is niet eenvoudig. Een groot aantal factoren is hierop van invloed, zoals bijvoorbeeld de ontwikkeling van de economische groei. Sinds 2009 wordt de rente sterk beïnvloed door de schuldenproblematiek en de economische crisis in Europa. Zowel de korte rente als de rente voor langlopende leningen zijn op dit moment nog steeds relatief laag.
Het jaar 2018 kenmerkt zich door lage tarieven van zowel de korte als de lange rente.
Gedurende het jaar 2018 zien we dat de tarieven voor langlopende leningen vrijwel stabiel blijven.
Figuur 4.5 Historische Renteontwikkeling 2009-2018
Figuur 4.6 Renteontwikkeling 2018
De BNG Bank, onze huisbankier, en andere financiële instellingen voorzien dat; "Het monetaire beleid van de ECB blijft zeer ruim. De effectenaankopen zullen na september 2018 verder worden verminderd, maar de officiële tarieven blijven onveranderd. De lange rentetarieven lopen in de komende 12 maanden naar verwachting wat op."
Op basis hiervan is ingeschat dat langlopende financiering in 2019 kan worden aangetrokken tegen een rentetarief van 1,8 % bij een looptijd van 25 jaar.
In de begroting 2019 gaan we ervan uit dat de gemeente lang geld zal kunnen aantrekken tegen 1,8% (begroting 2018 2,0%) uitgaande van een looptijd van 25 jaar en tegen 0,05% (begroting 2018 0,15%) voor kort geld met een looptijd < 1 jaar. (Onder kort geld valt de rekening courant positie bij de BNG.)
Onderstaand staatje geeft een overzicht van de te verwachten rentelasten.
In 2019 bedragen deze € 4,272 miljoen.
De rentelasten lasten worden via een rente omslagpercentage verdeeld over de programma's.
Het rente omslagpercentage komt voor 2019 uit op 1,4% (2018: 1,4%).
| Rekening | Begroting | Begroting |
---|---|---|---|
Rentelasten | 2017 | 2018 | 2018 |
Rente gespecificeerd naar: | |||
- Rente van bestaande langlopende leningen | 4.804 | 4.353 | 3.979 |
- Rente van nieuw aan te trekken leningen | 184 | 320 | 288 |
- Rente van kortlopende financieringsmiddelen | 5 | 20 | 5 |
Totaal | 4.993 | 4.693 | 4.272 |
Tabel 4.3 Lasten financieringsfunctie (bedragen x € 1.000)
De rentelasten van de langlopende leningen worden jaarlijks lager omdat gedurende het jaar relatief dure leningen worden afgelost. De herfinanciering vindt momenteel plaats tegen lagere rentetarieven (prognose 1,8%) dan het gewogen gemiddelde rentepercentage van de huidige leningen, 2,53%.
Rentetoerekening 2019 | ||
---|---|---|
a | Externe rentelasten over korte en lange financiering | 4.272 |
b | Externe rentebaten | -20 |
c = a + b | Totaal door te rekenen externe rente | 4.252 |
d1 | Rente die toegerekend moet worden aan grondexploitaties | -63 |
d2 | Rente projectfinanciering die aan betreffend taakveld moet worden toegerekend | |
e = c + d1 + d2 | Saldo, door te rekenen externe rente | 4.189 |
f1 | Rente eigen vermogen | 0 |
f2 | Rente over voorzieningen (gewaardeerd op contante waarde) | 0 |
g = e + f1 + f2 | De aan taakvelden (programma's inclusief overhead) toe te rekenen rente | 4.189 |
h | De werkelijk aan taakvelden toegerekende rente (renteomslag) | -4.861 |
i = g + h | Renteresultaat op het taakveld treasury | -672 |
Tabel 4.4 doorbelasting rente aan taakvelden (bedragen x € 1.000)
De gemeente kiest er voor, conform de aanbevelingen van het BBV, geen rente over het eigen vermogen te berekenen.
Het rentepercentage van de aan de taakvelden toe te rekenen rente is naar boven afgerond op 1,4%.
Omdat het omslagpercentage iets hoger is dan het berekende omslagpercentage wordt er meer rente toegerekend aan de taakvelden dan de werkelijke externe rentelasten en ontstaat er op het taakveld Treasury een voordelig renteresultaat voor 2019 van € 672.000.
Rente grondexploitaties en disconteringsvoet
De commissie BBV stelt dat de rente die toegerekend mag worden aan de grondexploitaties moet worden gebaseerd op de daadwerkelijk te betalen rente over het vreemd vermogen.
De doorberekening aan de grondexploitaties geschiedt dan in de verhouding tussen het vreemde vermogen en het totale vermogen.
Deze berekening op basis van de door de commissie BBV voorgeschreven formule leidt tot een afgerond rentepercentage van 2,0%.
De disconteringsvoet die moet worden gehanteerd in de berekening van de contante waarde
wordt voor alle gemeenten gelijk gesteld aan het maximale meerjarig streefpercentage van
de Europese Centrale Bank voor de inflatie binnen de eurozone.
Op dit moment bedraagt dit percentage 2%.
De gemeente Hilversum is aandeelhouder van de BNG Bank N.V. en Vitens N.V..
Als aandeelhouder ontvangt de gemeente jaarlijks dividend.
In de begroting 2019 is een totaal te ontvangen bedrag aan dividend opgenomen van € 260.000.
In figuur 4.7 worden de rente en aflossingsverplichtingen voor de komende jaren weergegeven op basis van de huidige lening portefeuille per 1 januari 2019.
Figuur 4.7 Rente en aflossingen (bedragen x € 1.000)
Uit de grafiek blijkt dat de aflossingsverplichtingen in 2019 € 18,2 miljoen is. In 2020 daalt de aflossingsverplichting naar € 12,1 miljoen om vervolgens verder te dalen. In 2029 is er een aflossingsverplichting van € 23,7 miljoen, deze wordt veroorzaakt door de aflossing van de lening aan de provincie Noord-Holland ad € 16 miljoen. Het betreft de uitgestelde betaling van de koopsom Crailo aan de Provincie Noord-Holland.
Vanzelfsprekend zullen er ook in en na 2019 nieuwe leningen worden aangetrokken. Deze leningen leiden vanzelfsprekend tot nieuwe rente- en aflossingsverplichtingen, deze zijn in de grafieken niet opgenomen.
De prognose van de langlopende schuld is opgesteld op basis van de meerjarenraming van de begroting 2019, inclusief het Investeringsprogramma 2019 -2022, de prognose van het verloop van de grondexploitaties in de jaren 2019-2022 (conform actualisatie grondexploitaties 2018) en de kasstromen met betrekking tot de mutaties in de lening portefeuille.
Figuur 4.8 Prognose langlopende schuld (bedragen x € 1 miljoen)
De langlopende schuld blijft zich t/m 2020 rond een bedrag van € 170 miljoen te bewegen.
Vanaf 2021 wordt een schuldenstijging verwacht in verband met extra investeringen zoals die in het coalitieakkoord zijn opgenomen.
Stationsgebied
Binnen de gemeente worden plannen ontwikkeld voor het Stationsgebied.
Hieronder wordt een indicatie gegeven van de schuldontwikkeling als het Stationsgebied wordt ontwikkeld. Het gaat om een uitgaventotaal van ongeveer € 42 miljoen.
De aankoop van het Gak gebouw heeft reeds plaatsgevonden voor een bedrag van € 5 miljoen in 2016 en maakt daarom deel uit van de jaarrekeningcijfers van 2016.
Uitgangspunt is de volgende fasering;
Fasering Stationsgebied | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 | Totaal |
Investeringen | 1 | 2 | 10 | 15 | 14 | 42 |
Tabel 4.5 Uitgaven stationsgebied (bedragen x € 1 miljoen)
De investeringen In het Stationsgebied doen de langlopende leningschuld extra groeien vanaf 2019 t/m 2022 zoals hieronder grafisch is weergegeven.
Figuur 4.9 prognose inclusief Stationsgebied (bedragen x € 1 miljoen)
De leningschuld als gevolg van de ontwikkeling van het Stationsgebied bedraagt eind 2022 ruim € 39 miljoen.
Ook andere ontwikkelingen kunnen van invloed zijn op de schuldpositie, en daarmee de financiële gezondheid, van Hilversum zoals weergegeven in de financiële kengetallen in de § weerstandsvermogen.